-
1 lecture
lecture [lektuur]〈v.〉1 (het) lezen ⇒ (het) voor-, aflezen♦voorbeelden:lecture labiale • (het) liplezendonner lecture d'une liste • een lijst oplezenfaire la lecture à qn. • iemand voorlezenprendre lecture d'un contrat • kennis nemen van de inhoud van een contractf1) (het) lezen, voorlezen2) lectuur, leesstof3) interpretatie, ontcijfering4) (het) inlezen [computer] -
2 lire
lire [lier]1 lezen2 lezen ⇒ ontcijferen, interpreteren, begrijpen3 zien ⇒ opmerken, gewaarworden♦voorbeelden:dans l'attente de vous lire • in afwachting van uw reactielire des yeux • stil, niet hardop lezenlire qc. en diagonale • iets vluchtig doorlezenlire un graphique • een grafiek lezen♦voorbeelden:1. f 2. v1) (voor-, af)lezen2) zien, opmerken3. se lirev
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский